Allerbeste Gerrit,
Heel blij dat ik er eindelijk toe kom om je aan te spreken. Schroomvallig, in de vorm van een brief en met ongeveer 32 jaar vertraging. Waarom onze levens zich, in en rond Lier en in de Vlaamse mediawereld, zo merkwaardig naast elkaar hebben afgespeeld, is volgens mij één van de grote mysteries van onze tijd. Maar we zijn allebei kranige, creatieve 50’ers en ik leef met de stellige overtuiging dat het beste in mijn leven nog moeten komen. Daarom kan deze brief misschien een nieuwe episode inluiden. Daarom wil ik eerst een gevoel delen dat ik al drie decennia opkrop.
Jaloezie. Dat is het eerste gevoel dat in mij opborrelt als ik jouw naam hoor. Ik heb het dan niet over zo’n kleine, bescheiden, positieve portie. Neen. Het gaat hier over puur en onversneden afgunst. Ik ben stikjaloers op jou, Gerrit. En bij uitbreiding op alle topfotografen van ons universum. Ja, het zit diep. Heel diep.
Want op mijn 20ste wou ik jouw pad volgen, maar mijn ouders waren op zijn zachtst gesteld geen fan van een ‘artistieke opleiding aan een losbandige school waar alleen van die verwaaide types rondlopen.’ Ik ben nog elke dag kwaad dat ik toen zo’n dociel ventje was.
En het beterde er niet op als ik zag wat jij allemaal voor mekaar kreeg bij De Morgen. Al die prachtige foto’s! Terwijl ik bij concurrerende media woorden bij elkaar harkte, bewonderde ik jouw werk en droomde weg. Telkens was het genieten wanneer ik weer meer ontdekte in je foto’s: een expressie rond iemands lippen, een huidplooi, een detail op de achtergrond. Het klopte allemaal.
Het is niet dat ik het nooit geprobeerd heb. Zowel voor kranten als voor magazines nam ik niet alleen mijn pen en laptop mee op reportage. Ik smokkelde ook al eens mijn Canon mee. Een bijzonder onrendabele investering. Het is me immers nooit gelukt om met iet of wat publiceerbare foto’s terug te keren. Ik liet enkel schaamtevlekken achter.
De Zwitserse schrijver Peter Stamm liet onlangs optekenen: ‘Ik leerde al snel dat een goede camera niet noodzakelijk goede foto’s maakt. Maar ik merkte vooral dat ik niet kon schrijven en fotograferen tegelijk. ‘
Het is een magere troost dat ik getuigenissen lees van lotgenoten. De Zwitserse schrijver Peter Stamm liet onlangs optekenen: ‘Ik leerde al snel dat een goede camera niet noodzakelijk goede foto’s maakt. Maar ik merkte vooral dat ik niet kon schrijven en fotograferen tegelijk. Keek ik als fotograaf, dan keek ik niet meer als schrijver en omgekeerd.’ Dat verlamde me compleet. Ik zal nooit nog een goede fotograaf kunnen zijn nu ik me dieper en dieper nestel in het schrijverschap. Manmoedig probeerde ik de woorden van Stamm te lezen als troost en aanmoediging om vooral beter te schrijven.
Op www. gerritopdebeeck.be is een prachtig forum waarop jouw formidabele foto’s schitteren, maar waar vooral – en ik duizel er nog van- jouw verhalen staan uitgeschreven. Sindsdien gonst er nog maar één vraag onder mijn hersenpan: ‘Hoe doet-ie dat? Beeld en woord zo harmonisch laten samenvloeien.’
Ik zou het graag vernemen. En heel misschien heb jij een klein scheutje hoop voor mij? Maak ik een kans om ooit eens, al is het maar vanuit de losse heup en met een grote portie geluk, op het goede moment af te drukken?
Het zou een voorrecht zijn mocht je hier even over willen nadenken en een antwoord formuleren. Ik hoop stilletjes dat je mij alsnog een beetje kan inwijden in het mystieke spel van licht en donker.
Brief van Gerrit Op de Beeck aan Johan: ‘Iedereen zou graag Eddy Merckx zijn, maar voor velen blijft het bij een kermiskoers’
Beste Johan,
De toestand is hopeloos, maar niet ernstig! Je maakt je zorgen om niets. En laten we zeker niet verdwalen in de catacomben van het zelfbeklag-der-gemiste-kansen. Zeer waarschijnlijk leg je de lat iéts te hoog. Elk decennium wordt er wel een goede fotograaf geboren, en elke eeuw één buitengewone topper, een natuurtalent. Vergelijk het met elke andere roeping. Wielrennen bijvoorbeeld: iedereen zou graag Eddy Merckx zijn, maar voor velen blijft het bij de kermiskoers. Staar je niet blind op billboards naast de Ring in Lier, maar koester een beetje je buikgevoel, je welgemeende interesse, je eigen stijl. En je borrelende passie.
Er zijn nog nooit zoveel foto’s in de wereld gemaakt als sinds de opkomst van de smartphone. Iedereen fotograaf! Instagram en facebook als levende galerie, dagelijks opgefrist. Olé olé. Maar er zijn ook nog nooit zoveel slechte foto’s gemaakt als vandaag. En dat is het goede nieuws. Omdat fotografie geen exacte wetenschap is, heeft in theorie iedereen gelijk. De digitale ommezwaai heeft een nieuwe mentaliteit gecreëerd: foto’s zijn fastfood geworden. Meteen kijken, maar ook meteen vergeten. Zelden koesteren. Met elke computercrash verwijnt een stukje van ons collectief fotografisch geheugen. Net die wegwerpcultuur maakt het ons, nu meer dan ooit, mogelijk zélf onze weg in de fotografie te vinden.
Mag ik je bijgevolg motiveren tot een vleugje wilde fotografie?
Johan, het is redelijk onbelangrijk te weten dat de intensiteit van het licht afneemt met het kwadraat van de afstand. Maar het is wél een voordeel dat je licht an sich kan lezen. Fotografie is een huwelijk tussen techniek en visie. Wanneer één van beide elementen tekort schiet, schiet jij ernaast. Veel techniek levert meestal saaie beelden op, techniek om de techniek. Een gebrek aan techniek zorgt voor creatieve foto’s: niet volgens het boekje, onbegrepen en dikwijls miskend. Maar deze laatste categorie geniet mijn voorkeur. Liever een ploegend en zwoegend trekpaard dan een Arabische volbloedsprinter. Gooi jezelf voor authenticiteit, laat die Canon permanent klikken en… leer bij!
Ja, inderdaad, ik ben officieel afgestudeerd als fotograaf (zwart-wit; voor het diploma kleur heb ik een vervolmakingsjaar moeten doen. Om maar te zeggen hoe vooruitstrevend mijn studies waren!) Ik had gelukkig ouders die mijn studiekeuze niet tegenspraken. Ook al begrepen ze niet veel van het kunstonderwijs, waar iedereen groene parka’s leek te dragen, en hadden ze voor mij een andere toekomst voor ogen. Mijn vader, een buurtslager, droomde van een traiteurszaak op de Grote Markt. Hij het vlees, ik die nieuwe, hippe gerechtjes. Het pand waar de magic ging gebeuren, was reeds in het vizier. En dan koos ik voor persfotografie. Zelfs in fotoschool begreep men dat niet. Wie fotografie studeerde, werd reclame- of modefotograaf. Maar slechtgedrukte kranten? Mijn jaren bij De Morgen waren nochtans een fantastische tijd, met fotoreportages van Sesamstraat tot Wetstraat, maar met de jaren werd de reishonger te groot, gingen de kranten té snel, en verloor men de interesse voor goede fotografie. Ik had het ook steeds moeilijker met het gebrek aan een langetermijnvisie. In de krantenwereld leef je op het ritme van het nieuws –en de willekeur van eindredacteurs en van de soms wereldvreemde journalisten. In de reis(foto)journalistiek kon ik terug controle grijpen, op voorwaarde dat ik één ding bijschoolde: schrijven. Dus heb ik dat gedaan. Elk verhaal, hoe klein en onbelangrijk ook, werd nagelezen door enkele bevriende pennen. Zo groeide ik langzaam. Ik hing ook leergierig aan de lippen van enkele reisverhalenschrijvers met voorbeeldfunctie. Hoe deden zij wat zij deden? Waar legden zij de belangrijke accenten? Wat, uiteindelijk, maakt een goed reisverhaal? Het antwoord: mensen en het oog van de journalist/fotograaf maken je verhaal, niet de info die de lezer ook kan vinden in eender welke reisgids of website (meestal niet gehinderd door enige kennis, maar soit). Ook georganiseerde woordenkunst vol stadhuiswoorden helpt niet, authenticiteit wél. Laat voelen dat je er bént, en dat je dit niet neerschrijft aan je keukentafel. Een beetje ‘mettre les pieds dans le plat’, zoals de Fransen zeggen, maar dan niet in de pejoratieve betekenis. Besef: thuis werken bestaat niet in de reisjournalistiek!
Het doel is steeds zoals jij dat exact beschrijft: een verfijnde harmonie tussen tekst en beeld creëren.
Het doel is steeds zoals jij dat exact beschrijft: een verfijnde harmonie tussen tekst en beeld creëren. Dank voor het compliment dus. Ach, soms denk ik: voor reisjournalist kan je niet studeren, je wórdt dat. ’t Is een roeping, zoals dat ook met pastoors gaat. Toch ongeveer.
Dus beroer die Canon van je en vergeet nooit: kwaliteit komt in kleine hoeveelheden! Oefen ‘The Decisive Moment ‘ zoals grootmeester Henri Cartier-Bresson het zo mooi samenvatte. Waak met een menselijke strengheid over je foto’s. “Wie een sterk beeld niet herkent tijdens de opname, zal het ook nooit achteraf op print herkennen”, zei Herman Selleslags me ooit, terwijl we samen koffie dronken in zijn keuken. Maar nu maak ik je weer onzeker, denk ik.
Ik wens je ontelbaar veel goede foto’s!
Van harte,
Gerrit