Magnifiek Milan,
hoe jij Schouwburg de Arenberg en OLT Rivierenhof door de coronacrisis hebt geloodst. Ik besef, het epidemiegevaar is waarschijnlijk nog niet helemaal geweken, maar het zou al heel raar moeten lopen vooraleer de overheid nog eens zo drastisch dient in te grijpen in ons vrijetijdsleven. Als geëngageerde directeur van deze twee prachtige instellingen bleef je het in de klassieke en sociale media strijdvaardig opnemen voor de hele sector. Zonder iemand te beledigen. Every inch a gentlemen, zo kennen we je. Ik ben er oprecht van overtuigd dat de cultuurconsument, mede dankzij jou, van nog veel erger onheil is gespaard gebleven.
Te meer omdat er in de Antwerpse alternatieve cultuurinstelling Café De Klok aan den toog, luidop werd gespeculeerd over een drastische reddingsoperatie voor den Arenberg. Ik schets even het idee: een danspartij van Milan Rutten, in tutu en collant met geaccentueerd scrotum op het groot podium van Den Arenberg. Volgens kenners zou je als elegant danser het best gedijen in het Zwanenmeer van Pjotr Tsjaikovski. Stamgasten waren er oprecht van overtuigd dat dit online optreden veel geld zou opleveren. Jaja, ook Jan Jambon zou gul in zijn ministeriële beurs tasten om dit mogelijk te maken.
Persoonlijk twijfel ik. Niet vanwege je aangeboren danstalent uiteraard, wel omwille van je wat fragiele rug. Het zou zomaar kunnen dat je tijdens het optreden blijft steken in de uitvoering van een grande écart. Neen, we zijn het er ongetwijfeld over eens dat de taboeloze grappen van Philippe Geubels een beter idee waren. Al had jouw optreden qua amusementswaarde zeker ook hoog gescoord. Dat spreekt.
Om verder onheil te voorkomen, kan je jouw talenten én ervaring volgens mij beter op een andere manier ontrollen. Mag ik een suggestie doen? Cultuurachitect! Ik verklaar me nader. Onlangs stootte ik op een voor mij nieuw begrip, afkomstig uit de wereld van de architectuur: Universal Design. Het betekent dat gebouwen zodanig ontworpen worden dat iedereen er zonder aanpassingen gebruik van kan maken. Dus in plaats van, bijvoorbeeld, een aparte lift te voorzien voor rolstoelgebruikers zal men al van in het ontwerp ervoor zorgen dat rolstoelgebruikers langs de gewone hoofdingang binnen kunnen. Men vermijdt dus speciale oplossingen voor bepaalde gebruikersgroepen en zorgt ervoor dat iedereen van het gewone aanbod gebruik kan maken. Of grote drukknoppen als lichtschakelaars. Een persoon zonder handicap zal die zonder nadenken net zo goed gebruiken als iemand met een fysieke beperking.
En daar liggen kansen, denk ik, voor jou als hoofdrolspeler in de cultuursector. Want ook na de pandemie blijven de uitdagingen bijzonder. Hoe laat ik een breed publiek op een betaalbare manier genieten van cultuur? Dat is volgens mij een vraag die iemand in jouw positie zich dagelijks stelt. Dan praten we ook over differentiatie en inclusie. Dan gaat het over zoveel mogelijk evenementen organiseren op maat van verschillende doelgroepen zonder iemand uit te sluiten. Kan dat? Is dat wenselijk? Het is in ieder geval moeilijk te realiseren, lijkt me, als het gebouw eerder een molensteen is dan een springplank. Ik mocht vorig jaar een aantal voorstellingen bijwonen in het Concertgebouw in Amsterdam. Prachtig, maar het publiek is geen weerspiegeling van de bevolking dat door de Negen Straatjes flaneert. Oké, dat heeft ook met de programmatie te maken. Klassieke muziek is zeker niet de meug van een 19-jarige rapper. Maar het draait beslist ook om thuisvoelen. In welk cultuurhuis voel ik mij goed in mijn vel? En dan spreken we toch ook over de architectuur van die cultuurhuizen, nietwaar? Niet iedereen stapt even vlot over de drempel van een pompeus gebouw dat 200 jaar geleden werd gebouwd toen cultuurbeleving iets was voor een dunne elite. Ik kan me vergissen natuurlijk, maar ik denk dat ook het publiek van den Arenberg geen afspiegeling is van de om en bij de 100 nationaliteiten die zich thuisvoelen in ‘t Stad.
Milan, ik kom stilaan tot mijn punt. Is het geen optie om de Arenberg te verlaten? Het geld dat wordt gestopt in aanpassingen en onderhoud van die oude statige stenen zijn misschien kosten op een sterfhuis? Toch zeker geen wissel op de toekomst. Moet elke inwoner van de stad daarvoor meebetalen? Zou het niet slimmer zijn om andere oorden op te zoeken in de stad? Om daar een nieuwe constructie te bouwen aangepast aan de noden en de cultuurwensen van morgen.
Nu de coronapandemie (zo goed als) is overgewaaid, kan dat voor jou misschien een nieuwe en verfrissende focus zijn. Jij hebt alle kwaliteiten om hier baanbrekend werk te verrichten. Je zal niet alleen gespreksonderwerp in café De Klok zijn, maar in heel ’t Stad positief over de tongen gaan. Volgens mij ben je zelfs in staat om als cultuurarchitect een modelontwerp te bedenken dat ook in andere cultuursteden aanslaat. En daarom, beste Milan, is het maar beter dat wanneer jouw façade als man of the year de cover van Time zal sieren, er geen beelden van jouw ingesnoerd scrotum circuleren. Of zie ik dat helemaal verkeerd?
Ik kijk even fel uit naar je antwoord als naar een fris getapte pint in café De Klok.
Amicale groeten,
Johan
‘Uitdaging is veel moeilijker dan een inclusief aanbod. Hier loopt iets fundamenteel mis.’
Verrassend Van Rooy
Hoe je verbeelding het van je rationele zelve overneemt. Alleen al bij de gedachte aan een frisse pint in De Klok krijg je waanideeën waarbij een tutu een hoofdrol zou spelen. Ik moet eerlijk bekennen dat ik de aanhef van je brief meer dan verrassend vond, zelfs een beetje bevreemdend. Er wordt dezer dagen toch veel gesproken over en geprotesteerd tegen grensoverschrijdend gedrag. En terecht overigens. Door je fixatie op een tutu en scrotum heb ik even getwijfeld of ik jouw denkbeelden zou melden aan mijn wederhelft. Zij weet als procureur van aanpakken als het op grensoverschrijdend gedrag aankomt. Maar ik zal het houden op een vrijkaartje voor jou voor het komende pornofestival in de Antwerpse De Studio. Dan kunnen we nu ter zake komen.
Je vraagt je af hoe een cultuurhuis een zo breed mogelijk publiek op een betaalbare manier van cultuur kan laten genieten. In een adem zet je vraagtekens bij nieuwe investeringen in de gebouwen van Arenberg voor de zoveelste renovatie. En of je die middelen niet beter kunt investeren in een modelontwerp voor een toegankelijk cultuurhuis. Volgens het principe van universal design. Je gelooft erin dat als je een cultuurhuis from scratch opbouwt, je meteen rekening kunt houden met alle ambities en doelgroepen.
Je raakt terecht de kern van onze opdracht: hoe kom je tot een inclusief cultuurhuis dat elke Antwerpenaar, ongeacht zijn of haar achtergrond, afkomst of ander gegeven, weet te prikkelen. Die vraag staat centraal in onze nieuwe missie en visie. Een missie en visie die we uitgeschreven hebben voor Kunstenlab, zo’n beetje het overkoepelend creatief platform voor onze podia. Want naast Arenberg hebben we ook een uitgebreide programmatie in het openluchttheater in het Rivierenhof, onder de noemer van OLT. En als de pandemie eindelijk voorbij is, kunnen we ons eerste circusfestival MAD presenteren aan het brede publiek.
Maar terug naar je vraag: hoe bereik je een breed publiek? Op het deeltje “op een betaalbare manier” kom ik later terug. Je bereikt een breed publiek door zoveel mogelijk drempels weg te nemen. Zoals je zelf aangeeft, gaat dat in de eerste plaats over toegankelijkheid van je infrastructuur. En het klopt dat een oud gebouw daar vaak tekortschiet. Het vergt best wat investeringen om dat recht te trekken: andere toegangen voorzien, betere zitplaatsen creëren of voor sanitair zorgen dat toegankelijk is voor rolstoelgebruikers.
Toch sla je hier de bal mis. Op verschillende punten. Ten eerste zou jouw voorstel betekenen dat je alle historische cultuurhuizen gaat slopen of herleiden tot louter passief erfgoed dat je nog kunt bezoeken zoals een statisch museum, maar niet meer kunt beleven. Daar zit meteen de tweede denkfout. Ons historisch erfgoed weet wel een breed publiek te prikkelen. Ik geef een heel concreet voorbeeld: waar denk je dat de meeste selfies in Arenberg getrokken worden? In onze monumentale, rode traphal. Ik heb daar menig Antwerpenaar met hoofddoek een selfie weten nemen. Jong en oud, met vrienden of samen op de foto met de artiest. En menig artiest wil net zijn werk presenteren voor de rode pluche van Arenberg, eerder dan in een zielloze betonconstructie uit de jaren vijftig. Dat werkt nog goed voor een try-out, maar voor het echte werk kloppen ze liever aan bij een pand met historische waarde en uitstraling. Want dat is wat we met podiumkunsten doen, mensen inspireren, prikkelen en doen dromen.
Vervolgens ga je ervan uit dat een statig huis of pompeus gebouw enkel weggelegd is voor de happy few. Zijn het net niet de vele nieuwkomers die de oude herenhuizen in Antwerpen-Zuid een tweede adem gegeven hebben? Zoals nu ook gebeurt in Borgerhout of Antwerpen-Dam. De zgn. autochtone bevolking had deze statige huizen de rug toegekeerd. Of zoals de fantastische Vlaamse Schouwburg in de jaren 60 gesloopt werd in naam van de vooruitgang. Had men maar beter eerder geïnvesteerd in deze pompeuze gebouwen. Door zijn ligging op de leien met zicht op zowel de kathedraal als het Astridplein, had de Vlaamse Schouwburg net vele gemeenschappen kunnen verbinden en kunnen uitgroeien tot een echte Volksschouwburg. Nu staat daar een lelijk kantoorgebouw dat hoogstwaarschijnlijk gepresenteerd werd als modelontwerp voor het een of het ander…
En elk modelontwerp zou in de praktijk al achterhaald zijn tegen de tijd dat het lintje tijdens een plechtige opening doorgeknipt wordt. Want onze steden veranderen snel. Van een diverse naar een superdiverse omgeving. Van een realiteit waarbij geen enkele gemeenschap meer dominant is in aantal. Van een sociale en maatschappelijke realiteit waarbij wijken zichzelf heruitvinden of net vastlopen in de tand des tijds.
Een breed publiek bereiken doe je door inclusief te werken en te programmeren, door iedereen, ongeacht afkomst, achtergrond, beperking of ander gegeven, kansen te geven op je podium. En zo trek je een nieuw publiek aan. En dan is het inderdaad zaak om iedereen zich te laten thuis voelen in je cultuurhuis. Elk detail telt dan: je drankkaart, de inrichting van je horecaruime, de ticketbalie, of een diverse ploeg van vrijwilligers die vaak het eerste contact vormen en je meteen op je gemak stellen. Dat is ons universal design. Elk aspect van je cultuurhuis moet een warm welkom uitstralen. Daar denken we over na. En hoe inclusiever je programmeert, hoe diverser de feedback die je krijgt. En dan kan je weer bijsturen. Een inclusieve werking en programmatie zijn dus het fundament waarop je bouwt. Die moet als het ware de principes van universal design volgen. En dan volgt de rest. Niet meteen, maar stapsgewijs. Een eenvoudige opdracht is het niet, maar je moet vooral blijven volhouden en niet van koers wijzigen na een aantal tegenslagen.
Ik parkeerde even je vraag naar een “betaalbaar” aanbod. Ik ben het daar deels mee eens. En de culturele sector maakt daarvoor gebruik van het kansentarief. Of doelgroepkortingen. Theoretisch zou dat moeten werken. En toch verkopen de Antwerpse cultuurhuizen amper 5 procent van hun kaartjes aan mensen die in aanmerking komen voor het kansentarief. In realiteit komt 25 procent van de Antwerpenaars in aanmerking voor kansentarief. Dus, de betaalbare kaartjes zijn er. En toch falen we hier collectief. Deze uitdaging is veel moeilijker dan een inclusief aanbod. Hier loopt iets fundamenteels mis.
Tegelijk erger ik me aan te lage ticketprijzen voor cultuur. Als ik zie dat er soms voor een voorstelling nog geen 10 of 12 euro inkom gevraagd wordt, dan breekt mijn klomp. Cultuur heeft zijn waarde. Sommigen hadden daarvoor een pandemie nodig om dat te beseffen. Cultuur realiseren is het werk van een hele keten, van techniekers tot artiesten. De uren voorbereiding, denkwerk, repetities. Het klaarzetten van de zaal. En de grote schoonmaak de day after. Dat alles heeft zijn prijs. Durf dan ook een redelijke prijs te vragen om al die mensen een faire vergoeding te kunnen geven. De cultuursector praat vaak over fair practice. En terecht, maar dan moet je de lijn consequent doortrekken en durven praten over minimumtarieven. En wie dan met het argument afkomt dat dit een hindernis is voor zij die het niet kunnen betalen, dwalen. Ik zei het al, daarvoor werken we met kansentarief. En je kan hoogstwaarschijnlijk de Arenberg vullen met doctoraatsonderzoeken hoe je cultuur toegankelijk kunt maken voor elke sociale klasse. En toch lukt dat niet. Ik schreef het al, hier loopt iets fundamenteel mis.
De logische verklaring is dat cultuur niet top of mind is als je moet knokken voor een bestaansminimum. ‘Eerst brood op de plank’ is het gekende motto. Dat verklaart een groot deel van de kloof, maar er is meer.
Om af te ronden doe ik een wilde gooi naar wat die reden kan zijn. Wanneer voel je je op je ongemak? Of niet welkom? Wanneer je het gevoel hebt er niet bij te horen. Of niet gewenst te zijn. Dat ervaren we vaak al op school. Wanneer alle klasgenoten praten over het voorbije voetbalweekend en je dit geen moer kan schelen, voelde je je uitgesloten. Dan hoorde je niet bij de coole groep. Welnu, ook de cultuursector heeft zijn groepsdenken. En een sfeer van ons-kent-ons. Ik neem een typisch voorbeeld: het systeem van vrijkaarten. Die blijven grotendeels in de eigen inner circle plakken. Onder het mom van netwerking of prospectie. Gevolg is dat het leeuwendeel aan vrijkaarten meestal naar dezelfde groep gaat. Ook een beetje ironisch, de vrijkaarten gaan naar wie het eigenlijk niet nodig heeft, terwijl het kansentarief onvoldoende de mensen bereikt die het net nodig hebben.
En mensen zijn niet dom, dat voel je. Wist je dat mijn ouders nooit een in cultuurhuis geweest zijn voor een voorstelling? Laat staan dat een vrijkaartje ooit bij hen op de keukentafel belandde. Dat was voor de happy few. En na 3 jaar in Arenberg voel ik me nog vaak de vreemde eend in de bijt op netwerkmomenten in de culturele sector. Misschien maar goed ook, want dat houdt mijn blik scherp op de uitdaging die voor ons ligt.
Vriendelijke groeten,
Milan