Johan Van Rooy (°25 maart 1968) schrijft. Op geheel eigen wijze en hij vindt dat heerlijk.
Ja, ’t is de waarheid. Schrijven is voor mij iets natuurlijk en zintuiglijk: kijken, luisteren, ruiken, betasten en proeven. Mijn intuïtie stuwt me voort. Natuurlijk moet mijn brein mee, maar dat komt later. Pas als de fantasie het pad heeft geëffend komen structuur, plot, personages, vertelstandpunt, pakkend begin, meeslepend midden en verrassend slot achterna. Ze spelen een diende rol die nodig is om mijn ideeënvloed te vatten in een leesbaar verhaal. En het mooie is: ik raak er almaar meer bedreven in.
Al vanaf het moment dat ik bewust dat hier op de aarde rondloop, blijven verhalen aan mij plakken. Als peuter vertelde ik graag, maar nog veel liever luisterde ik naar iedereen die gezegend was met de gave van het woord. De echte literatuur werd me aangereikt door de leerkrachten in de humaniora. Voordien, in de lagere school, had ik een zwak voor Pietje Puk van Henri Arnoldus en af en toe ook voor de Rode Ridder van Leopold Vermeiren. Daarnaast verslond ik de korte, historische verhalen van Uitgeverij Altiora-Averbode en proefde ik met veel smaak van de jeugdboeken van Jan Terlouw.
Maar mijn jeugd bestond toch hoofdzakelijk uit onbekommerd leven. Veel voetbal en nog meer tennis, fuiven, vrienden en vriendinnen. Of om Henry James te citeren:
Oh, you are young, you are young – be glad of it:
be glad of it and live. Live all you can: it’s a mistake not to.
It doesn’t so much matter what you do – but live.
En dat heb ik met volle teugen gedaan! Zonder een spatje spijt en met veel weemoed kijk ik terug op mijn jeugd. Toch kan ik uit die vrolijke jaren nog heel precies het moment plukken waar, wanneer en door welk boek ik echt werd geraakt: in Knokke, in november 1985, door ‘Kaas’ van Willem Elsschot. Waarom? Het lag beslist aan de fijne humor, de herkenbare beschrijvingen, maar ook de herkenning in het streven naar iets waarvan je eigenlijk nooit zeker bent of het echt wel helemaal iets voor jou is.
Tijdens mijn jeugdjaren ging dat streven vooral in de richting van tennissen en voetbal. Toen ik 20 was, kwam daar door een diagnose van orthopedist Staf Geens een heel abrupt einde aan. ‘Achterste kruisbanden afgescheurd. Operatie.’ Veel meer dan lezen kan een mens de eerste weken na zo’n ingreep niet doen. Ik zwoegde me door ‘Het verdriet van België’ van Hugo Claus en leerde wat een levensgrote spanningsboog was ‘In liefde in tijden van Cholera’, een van de vele prachtige verhalen van Gabriel Garcia Marquez dat ik toen van mijn liefje Véronique cadeau kreeg. Toen wist ik het wel zeker: Véronique en verhalen gaan mijn leven bepalen.
Het was voor weinigen echt een verrassing dat ik via de Stadskrant Ons Lier in de echte journalistiek rolde. Achtereenvolgens bij Gazet van Antwerpen, Het Nieuwsblad dan VTM en VRT. Een uitstap naar de politiek deed me beseffen dat ik daarvoor meer enthousiasme dan talent had en dus ging ik voor bedrijven schrijven en videoscenario’s maken (o. m. voor Douwe Egberts en Friesland Campina).
Maar na de journalistiek, de politiek en de marketing was het tijd voor het echte werk: de fictie! Het inzicht kwam misschien rijkelijk laat, maar toch precies op het goede moment. Ik koos in 2019 voor een vierjarige opleiding aan de Schrijversvakschool in Amsterdam. Hoe ik zo zeker wist dat het geen bevlieging was? Omdat ik al eerder schutere uitstapjes had gezet als fictieschrijver. In 2004 met het verhaal ‘Lier in de ban van Kofi Annan’ (getekend door striptekenaar d’Auwe) en in 2015 met de roman ‘Opgejaagd Nieuws’. Verkoopcijfers zeggen niet alles, maar van het stripverhaal zijn meer dan 2.000 exemplaren verkocht, van de roman 533. Zelfs objectief bekeken is dat helemaal niet slecht.
Maar als alles beter kan, dan zeker ook mijn schrijven en mijn taal. Vandaar die opleiding aan de Schrijversvakschool. En ook omdat Amsterdam de hoofdstad van de vrijheid is uiteraard. Ik vermeld tegenwoordig ‘rondstruinen in Amsterdam’ op mijn cv als een van de belangrijkste bijzaken in mijn leven. Uiteraard kan je ook dichterbij huis kennis vergaren, maar vermits ik in mijn jeugdjaren nooit gaan studeren ben in het buitenland, is dit een welgekomen compensatie. ‘A la recherche du temps perdu’ om in het eens in de taal te schrijven die de meeste Nederlanders graag beter zouden spreken. Het is verrijkend om de schrijvers waar onze Noorderburen mee opgroeien echt te leren kennen. Les volgen aan de Herengracht dompelt mij ook helemaal onder in een andere wereld. En da’s geweldig voor iemand die zich bijzonder goed thuis voelt in vele vreemde werelden. En vooral in die van de fictie.
Ik beleef veel plezier aan het zoeken naar de essentie van fictie. Omdat ik wil weten wat mij daarin zo aantrekt. En omdat de reis – ook hier- veel boeiender is dan de bestemming. Op dit moment ligt een beschrijving van Mario Vargas Llossa het dichts bij wat ik er zelf over denk:
‘Fictie is geen beschrijving van de geschiedenis, maar eerder de keerzijde of achterkant ervan, dat wat niet gebeurd is en met de verbeelding en met woorden gecreëerd moest worden om verlangens te vervullen die in het echte leven niet bevredigd konden worden, om de leegte te vullen die vrouwen en mannen om zich heen ontdekten en probeerden te bevolken met spookbeelden die ze zelf hebben verzonnen.’
Ik hoop jullie op dit platform nog heel lang te vermaken met mijn verzonnen spookbeelden.
Johan Van Rooy is een verhalenverteller pur sang. Recent koos hij er resoluut voor om zich verder te verdiepen in de studie van taal en literatuur. Dankzij de verhalen die hij schrijft en leest, kan hij een boodschap snel analyseren, samenvatten en omzetten in sterke teksten, digitaal en gedrukt. Zijn inleesstem blijft luisteraars boeien. Als coach deelt Johan kennis en vaardigheden vlot en van harte.
Johan Van Rooy © 2023 – Alle rechten voorbehouden – Privacybeleid – Website gemaakt door Kreatix.