In mijn zoektocht naar de Flandrien in mezelf, heb ik een nieuwe mijlpaal bereikt: ik ben eindelijk de Paterberg opgeklauterd. Dat klinkt alsof ik een aap op de fiets ben en uiteraard is dat ook zo. Want wie de steile kasseien van de Pater al heeft beklommen – en geen afgetraind atleet is- weet dat je daar op een bepaald moment onvermijdelijk tussen je kader bengelt. Geen ontkomen aan.
Toen ik boven genoot van het prachtige landschap was ik lichtjes euforisch. Je voelt je even een echte wielergod. Ook al besef je dat de Van Aerts en Van der Poels van deze wereld dit tijdens Vlaanderens Mooiste driemaal kort na elkaar -en driemaal zo snel- afhaspelen. Zelfs toen een half uur later bleek dat de Koppenberg nog net iets te hoog was gegrepen, kon dat mijn geluksmoment niet doorprikken.
Neen, het was een andere gedachte waarmee ik mezelf op de autorit naar huis terug in de realiteit trok: heb ik geluk gehad of is die persoonlijke triomf geheel mijn eigen verdienste? Klinkt wat zwaarmoedig, ik weet het, maar zo zit ik nu eenmaal in elkaar. En alle verhoudingen in acht genomen, hijs ik mezelf met die overpeinzing in succesvol gezelschap. Want ook de oprichters van Studio 100, Hans Bourlon en Gert Verhulst, willen het al wel eens oneens zijn over dit dilemma. Kort samengevat: Hans vindt dat hij bij het bereiken van zijn succes een stevige portie geluk heeft gehad, Gert is van mening dat hij datzelfde geluk heeft afgedwongen door keihard te werken.
Als ik geluk vertaal naar een stationsomgeving dan mag ik gerust stellen dat ik op perron 1 geboren ben. Ik was een jongetje dat in zijn jeugd nooit iets tekort kwam. Luxe was bij ons geen verre droom, maar ook familiale warmte mocht (en mag) ik nog steeds koesteren. Ik had, kortom, amper weet dat er op perron 9 en 10 minder fortuinlijke kinderen veel langer op de juiste trein moesten wachten en dat bleek dan vaak ook nog eens een boemel.
Ondertussen weet ik dat ook mijn levenstrein niet altijd de juiste snelheid aanhield en ook wel eens het verkeerde spoor koos. Verdoe ik mijn dagen nu ergens op perron 4 of 5 door een gebrek aan inzet en werkijver? Misschien. Maar als Flandrien heb ik wel altijd geluk gehad, bedacht ik. Alleen al om het simpele feit dat mijn vriend Bruno mij vergezelde en mij hielp om dat zwarte beest te temmen. Hij was immers net iets sneller boven en zijn kreet ‘Komaan Van Rooy!’ gaf me vleugels.
En meteen verscheen een gelukzalige glimlach op mijn lippen. Ik dacht ook aan Ronny, Gil, Lieven, Milan en Koen, allemaal compagnons de route. Als het op (fiets)vrienden aankomt, sta ik zonder twijfel nog steeds op perron 1.